Tientallen strafrechtadvocaten hebben via een brandbrief hun zorgen geuit over de manier waarop de politie en het Openbaar Ministerie bezig zijn met het in beslag nemen, aftappen en hacken van versleutelde communicatiediensten. Volgens de advocaten is er te weinig transparantie over deze vorm van opsporing, waardoor niet gekeken kan worden of bewijsmateriaal uit deze chats rechtmatig en betrouwbaar is.
De Nederlandse politie heeft de afgelopen jaren enkele communicatiediensten gekraakt, zoals EncroChat. Volgens de advocaten staat in vele zaken het recht op een eerlijk proces op het spel, omdat officieren van justitie en rechters "genoegen nemen met de idee-fixe dat de ontsleutelde communicatie bruikbaar is voor het bewijs".
De advocaten stellen zelfs dat het OM bewust "misleidende informatie verstrekt aan rechters". De verdediging van verdachten zou in gevaar zijn "door ten onrechte te stellen dat van bewijsmateriaal dat uit andere landen is verkregen, aangenomen mag worden dat dat rechtmatig is verkregen". "Doordat rechters met die opstelling genoegen nemen en zij verzoeken om nader onderzoek stelselmatig afwijzen, blijft onduidelijkheid bestaan en, belangrijker nog, blijft van rechtsbescherming weinig over."
Verder maken de ondertekenaars zich zorgen om het algemene recht op privacy, met name vanwege de omvang van de inbreuken op privécommunicatie. Zij vrezen een glijdende schaal, waarna ook het gebruik van andere (versleutelde) communicatiediensten, zoals Signal en Whatsapp, voldoende zijn om iemand in een verdachte hoek te plaatsen. "Terwijl die verdachtmaking enkel is gebaseerd op het gebruik van sterke encryptie en het beschermen van de eigen privacy."
De groep roept op tot Kamervragen, meer transparantie vanuit het ministerie van Justitie en Veiligheid en het OM en kritisch onderzoek door rechters in individuele strafzaken met bewijsmateriaal dat voortvloeit uit de versleutelde communicatiediensten.