De keuzes die onderwijsminister Arie Slob heeft gemaakt om het passend onderwijs te verbeteren voor leraren, zijn "een beetje mager". Dat zegt onderzoeker Guuske Ledoux, die het passend onderwijs evalueerde, tijdens een bijpraatsessie in de Tweede Kamer.
De minister presenteerde vorige week 25 verbeteringen voor het fel bekritiseerde passend onderwijs. Vijf punten waren specifiek voor leraren, zoals meer inspraak, duidelijkere verwachtingen en meer inzicht in het beschikbare geld.
Maar leraren hebben vaak het gevoel dat de werkdruk door het passend onderwijs te groot is geworden en zij meer tijd en geld nodig hebben. Het viel de onderzoekers op dat het accent vooral lag op verbeteringen voor ouders. Voor hen zijn dertien verbeterpunten gekomen, voor schoolbesturen zeven.
Wel benadrukt Ledoux dat het ook niet makkelijk is de huidige problemen voor leraren op te lossen. Volgens haar zijn leraren vaak gefrustreerd dat ze te weinig geld en tijd hebben voor de hulp die ze willen bieden. "Frustraties ontstaan als je hoge verwachtingen hebt, terwijl de middelen niet meegroeien."
Het zijn "grote, kostbare ingrepen" om daar iets aan te doen, zegt Ledoux. Ook denkt ze dat alleen geld de onvrede niet wegneemt. "Het is een kwestie van attitude.
Sinds de invoering van passend onderwijs in 2015 kunnen kinderen met bijvoorbeeld ernstige dyslexie of een handicap vaker op een school in de buurt ondersteuning krijgen. Daardoor hoeven ze minder vaak naar het speciaal onderwijs.
Er is vanuit verschillende hoeken veel kritiek op. Kinderen hebben in een onderzoek van de Kinderombudsman aangegeven dat de hulp vaak niet genoeg is, omdat leraren vaak te weinig tijd of kennis hebben. Ook zitten enkele duizenden kinderen thuis, omdat er op zowel binnen het passend als het speciaal onderwijs geen plek voor hen is.
De Kamer debatteert aanstaande maandag met Slob over het onderzoek.