Ook de Raad van State, de hoogste bestuursrechter, vraagt het Hof van Justitie van de Europese Unie wat de afspraken over derdelanders zijn. De Raad van State wil weten wanneer de bescherming van derdelanders eindigt en sluit zich daarom aan bij vragen die de rechtbank in Amsterdam aan de Europese rechters had gesteld.
De derdelanders woonden met een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne toen Rusland dat land ruim twee jaar geleden binnenviel. Ze vluchtten naar Europa en kregen bescherming. Ongeveer 2900 derdelanders belandden in Nederland. Ze mochten hier wonen, werken en studeren en hadden recht op leefgeld.
De regering wil nu dat ze terugkeren naar hun land van herkomst om daar op het einde van de oorlog in Oekraïne te wachten. Hun bescherming verliep op 4 maart. Daarna kregen ze tot begin april om asiel aan te vragen of Nederland te verlaten.
De bescherming van andere vluchtelingen uit Oekraïne loopt wel door. De Raad van State wil nu van het hof in Luxemburg weten of de groep derdelanders net zolang bescherming moet krijgen als de anderen "of dat de bescherming eerder kan worden beëindigd als een EU-lidstaat dat wil".
Veel derdelanders zijn naar de rechter gestapt om beroep aan te tekenen tegen de mededeling dat ze moeten vertrekken. Bij die beroepsprocedures spreken rechters elkaar tegen. Sommige rechtbanken besloten dat ze inderdaad weg moeten, andere rechtbanken oordeelden juist dat ze mogen blijven. Enkele gemeenten hebben derdelanders uit de opvang verwijderd, andere gemeenten laten ze daar bewust zitten.
De Raad van State bepaalde eerder dat zes derdelanders mogen blijven tot er duidelijkheid is van het Europese hof in Luxemburg. Lagere rechters hebben die lijn daarna overgenomen in andere zaken.