Het Deense concern in hernieuwbare energie Ørsted grijpt na een probleemjaar rigoureus in bij zijn toekomstplannen. De grote ontwikkelaar van windmolenparken verlaagt zijn ambities voor de hoeveelheid stroom die zijn projecten in 2030 moeten opwekken. Ook vertrekt Ørsted uit een aantal landen, verkoopt het bezittingen en schrapt wereldwijd honderden banen.
Ørsted sloot 2023 af met een verlies van 20,2 miljard Deense kroon (omgerekend 2,7 miljard euro). Het bedrijf kreeg in de Verenigde Staten te maken met grote tegenvallers bij windmolenprojecten op zee voor de kust van New Jersey. De kosten liepen zo hoog op dat de Denen twee van die projecten beëindigden, met gigantische afboekingen als gevolg.
Om de financiën weer gezond te krijgen, moeten de kosten fors omlaag. Daarom stoot Ørsted een aantal projecten af, wat het niet langer mogelijk maakt om in 2030 energieprojecten te hebben afgerond met een gezamenlijke capaciteit van 50 gigawatt. In plaats daarvan mikt het concern nu op maximaal 38 gigawatt in dat jaar.
Het vertrek uit onder andere Noorwegen, Spanje en Portugal moet ook meer financiële ruimte opleveren. Ook gaan 600 tot 800 banen verloren, waarbij het bedrijf ongeveer 250 werknemers ontslaat in de komende maanden. Bij Ørsted werken zo'n 9000 mensen. Over de jaren 2023 tot en met 2025 keert het beursgenoteerde bedrijf ook geen dividend uit.
Ørsted kondigde ook het vertrek aan van voorzitter van Thonas Thune Andersen, die deze functie de afgelopen tien jaar bekleedde. Hij noemde 2023 een "uitdagend jaar voor Ørsted". "We hebben geleerd van die uitdagingen en vandaag kondigen we een robuust plan aan met aangepaste groeiambities voor 2030", stelt de scheidend voorzitter.